Zo’n 25 jaar geleden ben ik gestopt met zwemmen. Het was sowieso nooit mijn hobby – als kind werd ik vaak gepest om mijn spierwitte huid. Rond mijn veertigste kreeg ik door het zwemmen een ontsteking in mijn schouder, en toen hield ik er helemaal mee op.
De ontsteking verdween, maar zwemmen raakte uit mijn systeem. En ongemerkt begon ik het steeds spannender te vinden. Ik fietste regelmatig langs de Maarsseveense Plas, zag mensen vrolijk het water in duiken – maar het idee dat ik zélf zou gaan, kwam niet eens meer bij me op. Ik ging er niet voor in therapie, want ik wist niet meer wat ik miste.
Tot ik een paar jaar geleden mijn vriendin Yvonne leerde kennen. Zij is een echte waterrat – dol op suppen, zeilen en… zwemmen. Zij bracht me weer naar het water. En uiteindelijk: erin.
En wat bleek?
- Ik kán nog steeds zwemmen.
- Ik vind het heerlijk.
Achteraf zie ik hoe ik gevangen zat in een mechanisme dat ik ook vaak bij cliënten met fobieën zie.
Ze zijn bang voor een onschuldig object of een ongevaarlijke situatie – en gaan die vermijden. Ze zitten gevangen in een paradoxaal patroon.
Elke keer dat je het gevreesde object vermijdt:
- behoud je een gevoel van veiligheid
- bevestig je onbewust dat het gevaarlijk is
Zo ontwikkelen mensen extreme angsten voor spinnen, muizen, hoogtes, kleine ruimtes…
Ze weten bewust dat hun angst onlogisch is – maar dat helpt niets.
Fobieën kunnen hardnekkig zijn. En de klassieke exposure-techniek (blootstelling aan het object van angst) werkt lang niet altijd.
De kans op succes wordt veel groter wanneer je dit indirect aanpakt – met behulp van hypnotisch taalgebruik. Zo transformeert de angst op het niveau waar hij wordt vastgehouden: het onbewuste.